Over het leven van Pompe en zijn nalatenschap

Geschiedenis1

Academisch
Op 10 maart 1893 werd Willem Petrus Joseph Pompe geboren. In 1911 begon hij aan zijn rechtenstudie in Utrecht. Deze werd onderbroken in 1914. Pompe werd toen namelijk opgeroepen om te dienen in het leger. Teruggekomen wist hij in 1921 cum laude te promoveren op het proefschrift ‘Beveiligingsmaatregelen naast straffen’ (waarover meer bij de belangrijke werken). In 1926 werd hij benoemd tot ‘Ordinarius’ in het strafrecht, strafprocesrecht en criminologie te Nijmegen. In 1928 volgde zijn benoeming tot hoogleraar in Utrecht. Tot 1963 bleef hij verbonden aan de universiteit Utrecht. Zijn multidisciplinaire benadering van het strafrecht kreeg de benaming ‘Utrechtse School’. Pompes uitgangspunt was de zogenaamde vergeldingsleer: ‘De straf is vergelding van de, aan schuld te wijten, normovertreding (verstoring der rechtsorde), en tevens als sanctie ondergeschikt aan de doelstelling van een sanctie, namelijk de handhaving der rechtsorde, evenals aan de doelstelling van de gehele rechtsorde, namelijk de behartiging van het algemeen welzijn’.2 Verder had Pompe invloed op de rechtspraak. Van 1931 tot 1967 was Pompe annotator in de Nederlandse Jurisprudentie. Hij maakte sinds 1946 deel uit van de redactie. Bij zijn afscheid in 1967 werden zijn noten gekarakteriseerd als ‘toonbeelden van heldere bedachtzaamheid’, waarmee hij een ‘grote en uiterst heilzame invloed op de ontwikkeling van onze rechtspraak heeft gehad’.3

Persoonlijk
Pompe stond bekend als een eenvoudig en karaktervast man. Overtuigd Rooms-Katholiek, gedragen door een groot geloof en zoals Prof. G. Th. Kempe hem schetste als man van ‘waarde en waardigheid’. Centraal stond voor Pompe de oprichting van zijn criminologisch instituut in 1934, dat sinds 1974 gekend wordt als het ‘Willem Pompe Instituut voor Strafrechtwetenschappen. Dit instituut droeg bij aan de visie van Pompe, voortvloeiend in de Utrechtse School, gekenmerkt door de nadruk die gelegd werd op de persoon van de dader. Het zien van de dader als ‘mens’ was een van de belangrijkste pijlers in de Utrechtse School. Hem moest recht worden gedaan in zowel juridisch als mens- en gedragswetenschappelijk oogpunt. Er werd grote waarde gehecht aan het belang van barmhartigheid en vergevingsgezindheid. Dit oogpunt is voor velen een inspiratiebron geweest, gezien de humanisering van het na-oorlogse strafrecht.4

‘Pompe stond bekend als een eenvoudig en karaktervast man. Overtuigd Rooms-Katholiek, gedragen door een groot geloof en zoals Prof. G. Th. Kempe hem schetste als man van ‘waarde en waardigheid’

‘Pompe voelde zichzelf een zogenaamde erfgenaam van de Klassieke richting.’

De leer van Pompe5

Pompe voelde zichzelf een zogenaamde erfgenaam van de Klassieke richting. Dit hield in dat hij de proportionele vergelding zag als het wezen van de straf en sterk hechtte aan een wetsinterpretatie in overeenstemming met de ratio van de bepalingen. Dit komt sterk naar voren in Pompes Handboek van het Nederlandse Strafrecht, zijn belangrijkste werk.

In zijn artikel ‘De mens in het strafrecht’6 onderkende hij twee zogenoemde revoluties. De een zag op het mensbeeld van ‘citoyen’, de mens berekend op winstbejag en met het oog daarop misdaad zoveel mogelijk probeerde te vermijden. De ander zag op het beeld van de ‘l’Uomo delinquente’ (de geboren misdadiger). Dit beeld leidde tot een verschuiving van aandacht. Men ging zich richten op de persoonlijkheidskenmerken van de dader in het strafrecht.

Veel van deze denkbeelden zijn hedendaags nog steeds van belang. Belangrijk was bijvoorbeeld het idee van Pompe over de betrekkelijke toerekenbaarheid, naast de verminderde toerekenbaarheid, die tegenwoordig bruikbaar is voor berechting en behandeling van de zogenoemde ‘gestoorde’ delinquenten. De menselijke solidariteit was kernbegrip. Niet alleen in de ‘toga’-praktijk, maar  ook in de wetenschappelijke praktijk. Zo blijkt ook maar weer hoe het idee van de vergelding als ‘het weer goed maken’ een zekere uitwerking te hebben gekregen op het gebied van herstelrecht en herstelbemiddeling. Ook dat vloeide voort uit het idee van Pompe over barmhartigheid en vergevingsgezindheid.

Willem Pompe Instituut

Verleden
Zoals hierboven beschreven, werd in 1934 door Willem Pompe het Criminologische Instituut (hierna: het instituut) opgericht.7 Pompe maakte in de beginjaren gebruik van jonge intellectuelen, die door de crisis via werkloosheidsregelingen zichzelf beschikbaar wilden stellen tegen een klein salaris. In 1938 werd een begin gemaakt van de eerste serie publicaties in boekvorm onder de naam ‘Criminologische Studiën’. Er werd gesproken over een ‘crimineelsociologisch’ onderzoek, waarmee de basis van multidisciplinariteit van het Willem Pompe instituut werd gelegd. In de loop van 1937 werd het instituut een officiële Rijksinstelling, wat betekende dat er ook onderwijs aan studenten moest worden gegeven. Het instituut liep voorop in het inzetten van studenten voor praktische onderzoekswerkzaamheden. Verder nevenactiviteiten werden ontplooid. Hierbij kan worden gedacht aan het verlenen van een voorlichtingsrapportage aan de rechter ‘betreffende personen die zich aan strafbare feiten schuldig hebben gemaakt’.8

Vanaf 1947 begon men te werken aan wat tegenwoordig wordt herkend als de ‘Utrechtse School’. Het criminologisch instituut kreeg qua werkwijze en samenstelling een meer wetenschappelijke inslag. Deze multidisciplinaire aanpak leidde tot nieuwe vertakkingen aan de boom van de strafrechtswetenschappen. Een voorbeeld hiervan is het kinderstrafrecht. Vele namen zijn aan het instituut verbonden geweest. Pompe zelf heeft maar liefst 30 promovendi naar de doctorstitel geleid. In deze tijd leidde het instituut tot een vermildering van het Nederlandse strafklimaat en tot humanisering van het strafproces. Dit was een welkome verademing na de onderdrukking die ook Utrecht in de tweede wereldoorlog kende.

Met het vertrek van Pompe in 1963 kwam er een eind aan de Utrechtse School. Het Criminologisch Instituut besloot om aan de noodzaak van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen wetenschappelijk op betekenis voor de toekomst van het strafrecht en van de criminologie hun onderlinge verhouding te herzien. In 1968 overleed Pompe, waarna in 1974 het instituut werd omgedoopt tot het Willem Pompe Instituut.

Heden
Tegenwoordig is het Willem Pompe Instituut gevestigd te Boothstraat 6, in een historisch pand in de binnenstad van Utrecht. Om en nabij zijn er 50 medewerkers werkzaam. Deze zijn verdeeld over de secties Strafrecht, Criminologie en Forensische psychiatrie en psychologie. De multidisciplinariteit waar Pompe de grondlegger van was, is aldus nog steeds duidelijk zichtbaar. Geheel in lijn met EVRM en met het constitutionele fundament van het strafrecht, staan de rechten van de mens nog steeds centraal. Vanaf 1997 is er daarbij nog een speciale leerstoel voor de Mensenrechten ingericht.9 Het blijkt niet mogelijk om alle maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van criminaliteit, de bestrijding daarvan en tevens juridische ontwikkelingen op (inter)nationaal niveau voor te blijven. Echter, er wordt hard gewerkt om zo goed en zuiver mogelijk deze ontwikkelingen te volgen en onderwijs daarop te baseren, zodat studenten met de benodigde kennis en wijsheid de praktijk in mogen stappen.

Conclusie

We hebben een vluchtige blik op het leven van Pompe mogen werpen. Allereerst hebben we gekeken naar zijn persoonlijk leven, om vervolgens kort de unieke punten uit Pompes denkbeeld te behandelen. Uit het oog springt de andere insteek die Pompe (en velen met hem) opgezet hebben. Strafrecht gezien vanuit de dader. Oplossingen zoeken door rekening te houden met deze dader, en met barmhartigheid en vergevingsgezindheid het geschil beslechten. Als laatste is de nalatenschap aan bod gekomen, in de vorm van het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtwetenschappen. Hier wordt nog steeds met deze visie (multidisciplinair) gewerkt aan het strafrecht van de toekomst. Pompe, een unieke man met een bijzondere nalatenschap, waar wij allen vandaag de dag nog steeds de vruchten van mogen plukken. 

Voetnoten

  1. Ontleend aan https://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/pompe.

  2. W.P.J. Pompe, Handboek voor het Nederlandse Strafrecht, Zwolle: Tjeenk Willink 1950.

  3. NJB 42 (1967) 1073.

  4. C. Kelk ‘Willem Petrus Joseph Pompe (1893-1978), p. 1.

  5. Gebaseerd op C. Kelk ‘Willem Petrus Joseph Pompe (1893-1978).

  6. W.P.J. Pompe, De mens in het strafrecht (1957), in: Vijf opstellen van Willem Pompe (verzameld door G.Th. Kempe), Tjeenk Willink 1974,, p. 15 e.v.

  7. Tussen ivoren toren en grootbedrijf, De Utrechtse Universiteit 1936-1986 (H.W. von der Dunk e.a. red.) p. 335-338.

  8. Een en ander staat vermeld in het verslag ‘Doel en werkwijze van het Criminologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Utrecht’, Utrecht 1942.

  9. C. Kelk, Rechten in Utrecht – De historie van het Willem Pompe Instituut, Rozenberg Quarterly, Geraadpleegd op 23-5-2018.

Pels RijckenHVG LawFlynthDirkzwager
Allen & OveryDLA PiperMeijburg & Co Kennedy Van der LaanWintertalingNorton Rose FulbrightVan DoorneBaker McKenzieEIFFEL NautaDutihl
Inloggenclose